Duo
Door Elise Eerenberg en Gertjan Wijnalda

Ze neemt nog een slokje thee en met de vorige zinnen in haar hoofd en een tevreden glimlach op haar gezicht, leunt ze achterover in haar houten stoel. Hij vuurt nog wat van zijn spitsvondigheden op haar af, terwijl langzaam de letters hun plaats op het papier vinden. (Whisky in the Jar.)

Magie op een bierviltje. Zij dicteert, hij schrijft. Het gesprek is eigenlijk veel leuker dan wat op papier komt. Of wekt hun stukje dat idee? Maatjes, inktbroeders - één titel, twee namen. Rivaliteit; de strijd om het laatste woord.

Wat gebeurt er verder? Wat staat er niet op het papier? Voor even zo dicht bij elkaar, zo op in hetzelfde. Maar raakt de ander, of komt hij slechts in de buurt? En zo hetzelfde, wordt zij meer man; hij meer vrouw; of zij samen meer man en vrouw?

Als ze weggaan blijft er een stukje achter. De volgende keer dat ze elkaar zien, zijn het twee bekenden en niets meer. Terwijl ze voor de omgeving één zijn in hun papieren nageslacht.

Zij: "…en dan die zin over voetbal, ja."
Hij lacht en schrijft.
Zij: "Geef nog eens een oneliner, daar ben je altijd heel goed in."
Hij: "O ja, is dat zo, meen je dat?"
       "Tja, noem eens een oneliner…"
       "Het is net als een goed boek, je stelt het einde steeds langer uit…"
Zij: "Ja, ja, ja!"

Wat beweegt hen tot het schrijven van een duostuk? Dat ene moment dat je elkaar in de ogen kijkt en weet wat je niet hoeft uit te spreken, noch op te schrijven? Of toch die gedachte na het lezen van een andermans duostuk?

Ze lopen het café uit. Hebben niets meer te melden. Groeten elkaar, gaan ieder hun weg.