R. #1, Trots
Door Gertjan Wijnalda

Mijn vakantie begon met drie Amerikanen. Uit Manhattan, New York. Ze waren vol lof over 'hun' stad, die ze ook echt als hun stad bleken te zien. Ze waren eerst en vooral New Yorkers, daarna pas Amerikanen. Los van het feit dat er een van de drie een fervent Bush-aanhanger bleek te zijn en ze het Nederlandse zorgstelsel 'completely ridiculous' vonden, waren ze verder best aardig. Deze aardigheidsindex werd nog verder verhoogd door de blikjes bier die ze in de trein à fl. 5,- (ong. 2,27 euro) als 'erg goedkoop' bestempelden en deze daarom ook voor mij in grote getale meebrachten. Rare jongens, die Amerikanen.

Hoe dan ook, mijn vakantie eindigde óók met drie Amerikanen. Over liever, met televisiebeelden van drie Amerikanen. In Gdansk, Noord-Polen, rende ik een klein winkeltje uit op weg naar het dichtstbijzijnde internetcafé, nadat een vriendelijke Pool me op de hoogte had gebracht waarom zijn radio zo hard aanstond. In het café verschenen al snel op een groot projectiescherm de beelden van een Poolse tv-zender: twee mensen die naar beneden springen, kiezend voor de manier en het moment waarop ze sterven, in plaats van te wachten op de verzengende hitte van het vuur onder hen, of het moment waarop het gebouw in zal storten. Aan de andere kant van de beelden een ander, onzichtbaar mens, die alles met vrijwel compleet vaste hand voor de geschiedenis vastlegt. Drie mensen.


Drie lege regels. Drie minuten stilte. Wat is het nut van drie minuten stilte? Waarom drie minuten? Is het belangrijk? Mijn hele vakantie stond, achteraf gezien, in het teken van de Tweede Wereldoorlog. Berlijn, Praag, Boedapest, Warschau, Gdansk - allemaal steden die door de Duitsers grotendeels, of volledig, zijn verwoest. Uitgerekend de dag 'na Gdansk', woensdag 12 september, kom ik terug in Duitsland, op de terugreis, naar huis. In Hamburg hangen de vlaggen halfstok. Overal. Van de enorme Duitse en Europese vlaggen op het stadhuis (waar condoleanceregisters met rijen mensen erachter de ingang vullen) tot de McDonald's vlaggen in de haven. Overal Amerikaanse vlaggen met rouwband. De metro's hebben zwarte linten.

De volgende dag kom ik thuis. En wat blijkt? De Nederlandse voetballertjes wisten niet of ze nou wel of niet moesten spelen. Ze waren bang voor een boete. En Kok moest blijkbaar nadenken of er gerouwd mocht worden, terwijl Schröder direct een order uitvaardigd had dat alles halfstok moest. Pas twee dagen later hangt er gemiddeld 1 (één) vlag per straat in Nederland. Soms twee, als buren elkaar blijkbaar overtuigd hebben. In Hamburg, Noord-Duitsland, was het complete leven twee dagen eerder al in complete rouw gedompeld. Over onschuldigen, die gestorven zijn. Daar hoefde men niet over na te denken, dat voelde men.

En voor even, heel even maar, ben ik trots. Op Duitsland.